Religieuze schilderijen

foto: HR, 2014, bewerkt door E. Been 2017.

In opdracht van het kerkbestuur schildert Héman al in 1945 voor de kathedrale Sint-Bavokerk in Haarlem het drieluik Het leven van de H. Liduina. Deze zogenaamde ‘nieuwe’ Sint- Bavo is, na de Sint-Jan in Den Bosch, de grootste kerk van Nederland. Ze is de bisschopskerk van een bisdom dat ongeveer de provincies Noord- en Zuid-Holland en Zeeland omvatte. Het gebouw is ontworpen door Joseph Cuypers (1861-1949), zoon van Pierre Cuypers, en wordt in de loop van de jaren rijk versierd door ruim 50 verschillende kunstenaars: ‘getooid als een bruid’, zoals de titel van een gelijknamig boek erover zegt. Deze ‘jubelkreet’ van de katholieken bevat van het begin af aan het werk van jonge katholieke kunstenaars, die later beroemd zullen worden. Het is daardoor en door de architectuur een exuberant en imponerend gebouw. Met een ‘waterval aan kapellen met puntdaken, de vele decoraties en geweldige koepel’ is het een mengeling van zware neogotiek via bloemige decoraties naar Amsterdamse School en Nieuwe Eerlijkheid van Berlage (Wim Eggenkamp, voorzitter van de beheersstichting van het gebouw, in ‘Geloofshuis moet weer jubelen’, Tracy Metz, NRC- Handelsblad,  6 januari 2011). Naast werken van onder anderen Mari Andriessen, de gebroeders Brom, Antoon Molkenboer, Albert Termote, Jan Toorop en Charles Vos maakt Héman in rond 1950 het Liduina-drieluik, een beeld van Carolus Borromeus en een ontwerp voor een altaar. Hémans triptiek, een van zijn eervolste opdrachten, wordt gerekend tot de ‘moderne werkstukken’ die na de Tweede Wereldoorlog een plaats in de kerk kregen. Het grote werk met taferelen uit het leven en sterven van Liduina van Schiedam toont in het middenpaneel de heilige die in haar visioenen door haar engelbewaarder met een rode mantel op haar reizen begeleid werd. Zo zien zij in het paradijs een rozenstruik waarvan de engelbewaarder haar een tak geeft. Volgens de overlevering zou ze niet sterven voordat alle rozen ontloken  waren. Op de achtergrond van het paneel zien we het paradijs, ‘het hemels Jeruzalem’, ragfijn geschilderd als een sprookjesstad vol kathedralen, torens en andere architectuur. Op het linker- en rechterpaneel respectievelijk de val op het ijs waardoor de heilige jaren aan het bed gekluisterd zou raken en Liduina als meisje met de Dood te paard (‘de onrust van haar tijdperk’) in aantocht.

Het triptiekje De Geheimen van de Rozenkrans is besproken in Katholiek Bouwblad van april 1948. Jan Nieuwenhuis spreekt echter al over dit werk in 1940 in De Maasbode en noemt het ‘door een Mei-avond geïnspireerd'. De NRC ziet het werk op een expositie in 1941 en spreekt over het werk dat ‘naar middeleeuwschen trant’ de geheimen van de rozenkrans verbeeldt. In een bergachtig landschap dat zich uitstrekt over de drie panelen zien we talrijke ‘Héman-details’: een annunciatie in het midden van het middenpaneel voor een vakwerkhuis met daarin, achter een raam een kind, met de trekken van Héman zelf, in bed. En erboven een madonna onder een stolp, een monnik,  - wellicht een bekende? -  die aan paramenten werkt, een processie en verlichte poort in de ommuring van de tuin met daar in fijn geschilderde vegetatie. De recensent van het Utrechts Nieuwsblad ziet het op de grote solo-expositie in Utrecht en roemt de ‘ongelooflijke veelkleurigheid van deze hemel’, een donkerrood bemantelde Madonna, in de ijle pauweveren-pracht en allerlei details die het beste met een vergrootglas kunnen worden bezien. De kleuren komen overeen met die van het in dezelfde periode vervaardigde en eveneens in Katholiek Bouwblad afgebeelde het triptiek Het Cafeetje (legende van de gelukzalige kelner)Dat werk is in bezit gekomen van de familie Nieuwenhuis, maar op dit moment is niet bekend waar het zich bevindt. Het tafereel speelt zich af in de tuin van een cafeetje of een uitspanning. Het in typische Héman-kleuren geschilderde werk toont in een heuvelachtig landschap op het middenpaneel Maria lezend of biddend aan een tuintafel, waar haar zoon een glaasje ranja drinkt. Verder zien we een aantal anekdotische details: engeltjes verdwaald in een doolhof in het rechterdeel, een bedienende kelner die langs een reeks prieeltjes loopt en  twee engeltjes bij een kauwgomballenautomaat. Recensent Van Loon weet waar Hémans inspiratie vandaan kwam: een kelner in Zuid-Frankrijk die zich ‘zoo devoot van zijn plicht kweet, dat hij hem afbeeldde in den hemel, Maria dienende….’ Beide werken noemt hij ‘hartveroverend bij de genade van een even vernuftige als kinderlijke begaafdheid die, volkomen reëel en rijk aan fantazie, ongedwongen de binding tusschen aarde en hemel vindt zonder archaïseerende gezochtheid en behaagzucht’ (NRC).

Héman beeldt, met name op zijn schilderijen, nog al eens iets van Rotterdam af of hij plaatst een gebeurtenis in een hedendaagse Rotterdamse omgeving. Zo zien we op de (Rust op de) Vlucht naar Egypte een brandend Rotterdam aan de horizon. Vooral De Hef is goed zichtbaar. En ook op het verwante  triptiekje Vlucht naar Egypte  zien we een brandend Rotterdam aan de horizon met bommenwerpers. Naast De Hef is ook de Laurenskerk goed zichtbaar,
Op het olieverfschilderij Terugkeer uit Egypte rijdt de heilige familie in een T-Ford terug naar Overschie, dat goed herkenbaar is aan haar kerktoren en ophaalbrug. Héman laat de terugkeer in 1945 plaats vinden, bij de Bevrijding. De rood-wit-blauwe vlag hangt uit. Hij geeft aan hoe hij zich thuis voelde in Overschie. Het schilderij was één van de twee werken waarmee Héman in 1950 in Rome exposeerde, het  werk wordt vermeld in de catalogus van de Anno Santo-expositie, Rome.
Het thema van de H. Familie in een hedendaagse Rotterdamse omgeving vinden we ook, zij het niet in olieverf, maar in zwart-wit en gedrukt, op De H. Familie op Provenierssingel, een als kerstkaart bedoelde tekening in Oost-Indische inkt uit 1953.

In het op triplex geschilderde Kindje Jezus in de polder, kijkt de jonge Jezus als ongeveer 6 jarige in korte broek vanaf een dijk de polder in. We zien een Hollandse boerderij en op de achtergrond molens. In 1950 is Christophorus op de Schie geschilderd. De heilige zet het Christuskind over naar het Veerhuis met op de achtergrond de kerktoren van Overschie. Ook de Vlucht naar Egypte in een bootje uit 1952 is gesitueerd op ongeveer dezelfde locatie in de omgeving van Rotterdam. Maria en het kind bevinden zich in het vooronder van een schuit, die schamel ingericht is met een tafel, aanrecht met kolenkachel en een houten reiswieg. Door de geopende deur beweegt een man (Jozef) de schuit vanaf de achterplecht. Het scheepje vaart in de bocht van de Schie, weer met Veerhuis en kerk.

In de Wonderbaarlijke Visvangst Kinderdijk plaatst Héman het nieuwtestamentische verhaal in een eigentijdse omgeving en wel het Zuid-Hollandse polderlandschap met molens en een stoomscheepje dat volle netten naar boven haalt.

Voor zijn schoolvriend Jaap van Waning schilderde hij een Madonna-drieluikje. Op het middenpaneel zit de Madonna in een tamelijk leeg landschap. Over alle drie de delen is op de voorgrond een uiterst gedetailleerde flora met onder meer sneeuwklokjes en schermbloemen geschilderd. Verder zien we knotwilgen en in de verte een boerderij.

Van de Rust tijdens de vlucht naar Egypte is slechts een zwart-wit foto en drie detailfoto’s bekend. Ze tonen een kaart lezende Jozef achter een tafeltje waar engeltjes met een kinderserviesje theedrinken. Maria en haar kind zitten op de grond. Het tafereel vult ongeveer een kwart van het geheel. De rest is een hedendaags landschap met o.a. een boerderij en telegraafpalen. Ook het drieluikje Rust op de Vlucht is gesitueerd in het Hollandse landschap. Op het middenpaneel zit, op de voorgrond, Maria met het kind op een (hand)kar. De tafereel is qua compositie bijna gelijk aan het middenpaneel van afb.20, alleen de horizon met oorlogshandelingen ontbreekt hier. Ook hier, gescheiden door een sloot, een eenvoudig boerderijtje zoals Héman ze vaker schilderde. Engeltjes spelen op het erf en een man, die zowel Jozef als de schilder zelf zou kunnen zijn, draait zich om. Het linkerpaneel toont een molen en rechts een plattelandskerkje met knotwilgen op de voorgrond.

Van het triptiek Familie met St-Eloy is alleen een zwart-wit foto bekend. Op het rechterpaneel is overigens de bekende edelsmid, en vriend van Héman, Jan-Eloy Brom afgebeeld met daaronder een reliekhouder. De goudsmid Eloy (St.-Eligius) die ook bisschop werd, is de man rechts op het middenpaneel met de bisschopsmijter op de rugleuning. De stoel is naar een middeleeuwse stoel die ook Héman bezat. Typische Héman-details zijn hier weer kinderen, engeltjes, die door een opening in de zoldervloer naar beneden kijken en de madonna onder een stolp.

Ook Processie is een werk waar slechts een zwart-wit foto van bekend is. Afmetingen en huidige locatie zijn onbekend. In een mysterieus landschap vol architectuur, burchten op smalle bergtoppen, viaducten, en luchtbogen trekt een processie zigzaggend vanuit de horizon naar voren. Op de voorgrond zit een jonkvrouw, of een madonna(?). Het is onduidelijk wat het schilderij voorstelt, althans we kennen geen titel. Wellicht is het Het Dal, dat in 1949 als nr. 37 in Utrecht geëxposeerd is geweest en dat we alleen maar uit de vermelding (zonder afbeelding) in de catalogus kennen.

Het werk Opgang tot Christus door Maria dat lange tijd alleen bekend was van een zwart-witfoto onder de naam Processie(?) blijkt bij een particulier in Canada te zijn. Het is door zijn familie uit Hillegersberg meegenomen.

De originele eigenaar van de Madonna in rood is niet bekend. Het werkje werd in 2011 geveild en verkocht aan een onbekende koper. Een vrouw met donker haar draagt een kroon van bloemen. Met een rode openvallende mantel staat ze in een donker landschap met links in fijn wit geschilderd een stad, waarschijnlijk het Hemels Jerusalem. Rechts verschijnt vanuit de horizon een processie met kruisdragers.

In Hémans huis bevond zich anno 2015 tenslotte nog een Anna te Drieën. Aanvankelijk werd gedacht aan een Maria met Jezus en Johannes. De bouwsels op de achtergrond die aan middeleeuwse torenspitsen of Bretonse calvaires doen denken, verwijzen echter naar Bretagne waar Anna de patroonheilige van is. Het is een donkergroen landschap, grof geschilderd, Rouault-achtig werk.

In Brielle wordt zowel de protestantse als de katholieke visie op de geloofsstrijd in de zestiende eeuw afgebeeld op De martelaren van Gorkum met Hervormer Merulaeen werk dat zich in het bedevaartsoord van de Martelaren bevindt. Rechts staan de 19 aanstaande martelaren, links staat de Brielse pastoor Merula, die door de katholieken tot de brandstapel was veroordeeld wegens zijn reformatorische denkbeelden.

Op het middenpaneel van het drieluik De Stille Omgang met enkele details)staan de Drie Koningen in de gedaante van de ‘Amsterdammers’ St.-Nicolaas, Keizer Maximiliaan en Vondel. Op het linkerpaneel de Annunciatie en op het rechter de Visitatie. Aan de horizon van links naar rechts: de Sint-Nicolaaskerk, het Paleis op de Dam, de Westertoren en het Rijksmuseum. Het werk is oorspronkelijk gemaakt voor de H. Catharina-kerk in Amsterdam-West. Nadat deze in 1993 werd gesloten, is het als bruikleen door de nieuwe parochie afgestaan aan Museum Amstelkring dat is opgegaan in Museum Ons’ Lieve Heer op Solder aan de Oudezijds Voorburgwal. Het bevindt zich echter anno 2017 in het depot.#409[ix]

Deze websitepagina Religieuze schilderijen is gebaseerd op gelijknamige deel uit Gérard Héman, de verhalenverteller. Voor de Nieuwe Bavo in het bijzonder: A. Erftemeijer, A. Looyenga, M. Van Roon, Getooid als een bruid, de nieuwe Sint-Bavokathedraal te Haarlem (1997).