Elisabeth van Hongarije (1207-1231), een prinses uit de Hongaarse dynastie van de Arpaden. Zij trouwde op veertienjarige leeftijd met Lodewijk IV, landgraaf van Thüringen, die zes jaar later stierf. Elisabet trad daarna toe tot de franciscaner orde. Zij wijdde de weinige jaren die haar nog restte aan de zorg voor de zieken en de behoeftigen van de stad Marburg, waar ze ook stierf. Elisabet werd vooral vereerd in Duitsland, en haar beeltenis is wijdverbreid in de kunst van heel Noord-Europa. Voor de franciscanen is zij het symbool van vrouwelijke menslievendheid. Ze is gekleed als een franciscaner non en draagt een kroon als verwijzing naar haar koninklijke geboorte. Ze kan ook rijk gekleed zijn, als een prinses, in een met bont gevoerde mantel. Het model van een kerk in haar hand duidt de stad Marburg aan. Rozen, gewoonlijk in haar schoot, zijn haar meest gebruikte attribuut. De legende wil dat haar echtgenoot haar eens op straat ontmoette toen ze haar schort brood naar de armen bracht. Toen hij de schort openmaakte om te zien wat erin zat, bleek deze vol rozen.(Hall’s iconografisch handboek, p.98)
- Catalogusnr.
- BKR-155.
- Datum
- Onbekend.
- Medium
- Chamotte, gepolychromeerd en geglazuurd, met luster. Reliëf.
- Afmetingen (HxBxD)
- Onbekend.
- Signatuur
- Onbekend.
- Credit line
- Alleen kleurenfoto uit Hemandocumentatie bekend.