Profane schilderijen en tekeningen

Naast al dit driedimensionale werk dat elders aan de orde komt, is er ook veel tweedimensionaal werk. Het belangrijkste zijn ongeveer 45 schilderijen van olieverf op houten panelen, maar ook een aantal schetsboeken en losse vellen met tekeningen en schetsen, alsmede een enkele aquarel, decorstukken voor balletvoorstellingen en programmaboekjes maken onderdeel uit van het nagelaten oeuvre.

Persreceptie

In 1941 verklaart Héman: "Ik schilder alleen op Zondag." Het was voor hem ontspanning in zijn vrije tijd als beeldhouwer. Maar even later, in 1942, noemt Nieuwenhuis hem in Het Gildeboek ‘zeker geen zondagsschilder’, al heeft het wel ‘de atmosfeer van stilte en gebed, van orgelklanken en klokgelui’. Ook vanwege deze kenmerken van zijn werk is begrijpelijk dat Héman nogal eens een ‘middeleeuwse’ inspiratie toegedicht wordt. De combinatie van religieuze of sprookjesachtige verhalen met de gedetailleerde, elegante, decoratieve en anekdotische werkwijze, vergelijkbaar met de Ars narrandi, de vertelkunst van bijvoorbeeld de Vlaamse primitieven, roept dat wel op.

Verwantschap aan Hieronymus Bosch en Pieter Brueghel

Maar er zijn ook andere elementen uit de kunstgeschiedenis: Hémans schilderkunst doet De Maasbode aan Jeroen Bosch denken of men noemt de Rembrandteske sfeer (Rotterdamsch Nieuwsblad) of ‘iets van Ensor en oude iconen’(NRC), ‘den Rotterdamschen Odilon Redon’ (Rotterdamsch Nieuwsblad). ‘Himmlische Märchen’ worden het werk genoemd met verwantschap aan Hieronymus Bosch (weer!) en Pieter Brueghel (Das Münster). Ook Willemsen refereert in De Maasbode aan Brueghel.

Ook het verhalende wordt in het werk gezien:

‘Het is kennelijk de bedoeling om verhalend te zijn. Ragfijn kan hij dan de details doorwerken………Zelden bereikt Héman een illusie van de schijnbare werkelijkheid. De wereld van hem is die van het vertelsel, waarin dan wel meestal een zaak of een voorwerp uit de realiteit verwerkt wordt.

De Maasbode

Sommigen zien naar aanleiding van de grote expositie in het ‘Catharijneconvent’ zelfs eerder een schilder dan een beeldhouwer in Héman (UtrechtsNieuwsblad). Zo merkt een ander op: ‘ [...] zijn beeldhouwwerk geeft zelden vorm aan verbeelding van ongeschoolden. Het streeft naar het monumentale en is bepaald ongeschikt’ met ‘krullen geleend van de kunstsmid’ het beeld is niet meer dan ‘ogenlust voor de eenvoudige gelovige’, ‘Een bont prentenboek’ (Omhoog).

Willemsen legt ook de nadruk op het tweedimensionale werk: hij ziet duidelijk dat Héman plezier in zijn werk heeft, vooral in zijn –minder bekende- schilderijen. Zij spinnen de toeschouwer in een sprookjeswereld à la Bosch en Brueghel. Héman is voor hem onmogelijk in te delen bij een stijl. Hij vraagt zich af of hij te maken heeft met een ‘naïeve beeldhouwer’, zoals we ‘peintres naïfs’ kennen, of met ‘een primitieve realist met voorkeur voor donkere gloeiende kleuren als in Russische ikonen en volkskunst’. Het heeft voor hem iets van de wilde pracht van een Karolingische tijd, van het mystiek realisme van een Jeroen Bosch, van de aandacht voor het loepzuivere detail als van de Leidse zestiende-eeuwse fijnschilders en het laatgotische dramatische realisme. En dat alles met veel humor. (De Maasbode).

Profane schilderijen

De ongeveer 25 schilderijen met een profaan onderwerp zijn alle in olieverf op hout en voor zover ze in het voorgaande nog niet besproken zijn, zijn dat:

  • Het Schilderij van houten beeld uit 1943 is in particulier bezit. Hiervan is alleen een zwart-wit foto bekend. In de kop van het beeld zijn duidelijk de geschilderde houtnerven te zien. De afgebeelde kop heeft half lang haar en kijkt naar een glazen kraal in de hand.
  • Uit 1943 dateert Het wonder van het bloeiende boompje. Tegen een neutrale achtergrond bevindt zich een grillige boomstronk met jonge loten. Onderin ligt een schat (kroontje, kistje en ketting).  Op de voorgrond fijn geschilderde vegetatie. Het werk is ook afgebeeld op een uitnodiging voor een kerstexpositie bij Kunsthandel De Brug in Rotterdam in de jaren 40. Ook in Museum Tetar van Elven in Delft was het werk in 1951 op een expositie te zien (Maasbode).
  • Op het kleine Tuintje met Zelfportret beeldt Héman zichzelf af terwijl hij een feestelijk gewaad maakt. Is het een mantel voor een madonna? Daar verwijst ook de kroon naast hem naar. Of is het een bruiloftskleed voor zijn toekomstige vrouw? Het geheel is gesitueerd onder een laaghangende tak in een ommuurde (kruiden)tuin, grenzend aan een huisje waar door de open deur een madonna onder een stolp te zien is. Het werkje is in bezit van de familie.
  • Eén van Hémans weinige portretten is dat van Hugo van der Heijden uit 1946. De vriend en opdrachtgever is gekleed in liturgisch gewaad met een opengeslagen boek, een brevier, naast zich. Op de achtergrond een polderhuisje dat waarschijnlijk verwijst naar de omgeving van zijn standplaats op dat moment, Schiedam.
  • Het in donkere tinten geschilderde Dood en Contrabas bevindt zich decennia lang in het woonhuis aan de Provenierssingel. Het is nog steeds in het bezit van de familie. De Dood in pierrotkostuum met grote kanten kraag bespeelt de contrabas. Een engeltje (kindje) met speelgoedpaardje op de voorgrond.
  • Een aantal keren beeldt Héman rond 1950 De Gelaarsde Kat af. Van De Ceremoniemeester is alleen een zwart-wit foto bekend. Het schilderij wordt ook afgebeeld in Omhoog van 10 september 1949 waaruit blijkt dat het op de expositie in Utrecht hing. De figuur komt in het klein voor op de het drieluik De Gelaarsde Kat, dat echter een veel groter tafereel afbeeldt.
  • Uit dezelfde tijd moet het Glazen Paleis zijn. Een overgebleven zwart-wit foto toont een merkwaardig, surrealistisch, landschap.
  • De Waterput (Liefdespaar, Afscheid?) uit 1949 bevond zich tot 2018 in Hémans woonhuis. Het behoort tegenwoordig aan de Stichting HémanArt. Op het grote werk zit, links naast een waterput, onder een bloeiende kastanjeboom, een vrouw met lang gekruld blond haar. De man ligt geknield naast haar (links) met het hoofd op haar knieën. Op de voorgrond fijn geschilderde, gevarieerde vegetatie. Rechts boven bevindt zich een landschap met Melkweg-sterrenhemel. Het geheel is overwegend donker rood-geel met groene vegetatie.
  • Het veel kleinere De Wind-Lente is overwegend groen en vol beweging. Evenals De Halfblinde heeft het zich lang in Hémans woonhuis bevonden, maar sinds 2017 hangt De Wind bij een particulier in Rotterdam.
  • Uit de jaren 70 is Gele pop, laatstelijk in bezit van zoon Serge te Bilthoven. De pop in een gele jurk ligt in een weiland met lage horizon, omringd door fijn geschilderde weidevegetatie, o.a. lissen (‘irissen’). De hoge bewolkte lucht in groen met geel licht.
  • Het paneeltje Snuffeltje maakt hij waarschijnlijk in 1971. Het witte konijn van zoon Fjodor is tegen een rode achtergrond afgebeeld.
  • Voor het huwelijk van dochter Friederike schildert Héman Bloemstillevenmaar er zijn meerdere bloemstillevens: een Vaas met bloemen en bloemenvaas en Stolp met bloemenvaas.
  • Voor zijn goede vrienden, het echtpaar Schouten, beschildert Héman, vóór 1985, een houten dienblad met Bloemen.
  • Van Pleintje Maastricht uit de jaren 50 is alleen nog een zwart-wit foto bekend; het wordt in een onbekende krant genoemd door Bertus Schmidt (1909-1997, o.a. redacteur van De Waarheid, Rotterdamsch Parool en Het Vrije Volk.). De huidige eigenaar of verblijfplaats zijn onbekend.
  • Ook van het vrolijke Hof van Cyrene, waarschijnlijk uit de jaren vijftig, was jarenlang alleen nog een zwart-wit foto bekend. Het werkje blijkt zich, helaas beschadigd, nog steeds bij de oorspronkelijke eigenaar in Overschie te bevinden. Héman verblijft er graag in het Veerhuis en in het café waarnaar dit schilderij gemaakt is (zie Vrienden en opdrachtgevers). Overigens noemt hij het hier ‘Hof van Sirene’. We zien het café bij volle maan als achtergrond van een arcadisch tafereel in een bomenrijke omgeving met dansende faunen, maar ook een aankomende bezoeker op de scooter (Héman?) en een meermin in de Schie op de voorgrond.
  • Op de Centaur op Vuile Was bevuilt een centaur met zijn hoeven de was die in een Holland landschap ligt te bleken. Aan de zijkant kijkt een verschrikte boerin. Opvallend is de ragfijne schildering van de vegetatie op de voorgrond en de knotwilg midden achter.
  • Van Chinese sprookjes zijn een aantal kleurenfoto’s met details bekend. Eén foto lijkt het geheel weer te geven. De afmetingen en de verblijfplaats van het stuk zijn onbekend.
  • In opdracht schilderde Héman Roodkapje en Kleinduimpje. Ze zijn alleen bekend uit de herinneringen van Emmy Héman. Er bestaan geen afbeeldingen van.

Hémans laatste schilderij

Hémans laatste schilderij is Zomer (Jongen op Paard), het stond bij zijn overlijden op zijn ezel en is waarschijnlijk niet voltooid. Uit Hémans jeugd in Holtensen zijn verhalen bekend van jongetjes die, na de landarbeid, op de rug van het paard terug keerden naar de boerderij. De jongen strooit bloemen uit een boeket over een landschap dat in de diepte ligt. Te zien zijn een aantal huisjes en een rivier met een veerbootje,

De voorstelling past in de reeks twee- en driedimensionale afbeeldingen van kinderen op de rug van een dier.